2001-2010

De Zeroties

Als het Michiel Borstlap Sextet eind jaren negentig uit elkaar valt, beginnen bandleden Benjamin Herman, Eric Vloeimans, Yuri Honing en Joost Lijbaart voor zichzelf als bandleiders. Een voorbode van het decennium dat komen gaat. Een nieuwe generatie eigenwijze, ondernemende en geschoolde jazzsterren laat van zich horen – tot ver over de landgrenzen.

Eerst even terug. Vlak voor het nieuwe millennium zet gitarist Jesse van Ruller de Nederlandse jazzwereld op zijn kop met een internationale doorbraak. Als eerste Europeaan wint hij in 1995 de prestigieuze Thelonious Monk International Jazz Guitar Competition, uit handen van Jim Hall, Pat Martino, Pat Metheny en John Scofield.

Een jaar later valt ook pianist Michiel Borstlap bij het instituut in de prijzen. Het is groot nieuws. Zijn winnende compositie ‘Memory of Enchantment’ wordt opgenomen door Herbie Hancock en Wayne Shorter.

Als het Michiel Borstlap Sextet eind jaren negentig na flinke onenigheid uit elkaar valt, beginnen bandleden Benjamin Herman, Eric Vloeimans, Yuri Honing en Joost Lijbaart voor zichzelf als bandleiders. Zo tekent zich een voorbode af van wat komen gaat. Samen met Tineke Postma en Van Ruller worden zij de belangrijkste gezichten van een nieuwe generatie jazzsterren. Jong, conservatorium-geschoold, productief, ondernemend én succesvol in het buitenland.

Naast de wat meer introverte Van Ruller ontpopt vooral Borstlap zich in korte tijd tot jazz-ster. Voor hem gaan deuren open die tot dusver onbereikbaar waren voor Nederlandse jazzmusici. In 2003 vraagt de Emir van Qatar Borstlap hem om een twee uur durende opera te componeren. Over dit avontuur schrijft Borstlap twee jaar later een boek.

Hij vervult ook graag de rol van bruggenbouwer, dat steeds meer bon ton lijkt te worden in de Nederlandse jazz: hij deelt net zo graag het podium met impro-iconen Han Bennink en Ernst Glerum als met zijn virtuoze kameraden van de conservatoriumgeneratie. Als Borstlap onderwerp is van de VPRO-documentaire Moondive, de handen ineen slaat met DJ Ronald Molendijk en ook platen maakt in het genre ‘neo-classical’, wordt het aloude beeld van wat een succesvol Nederlandse jazzmusicus is, aardig opgerekt.

Benjamin the great

De impact van saxofonist Benjamin Herman groeit ook buiten de jazzscene gestaag, mede dankzij regelmatige optredens in het tv-programma De Wereld Draait Door. Hij is een verbinder van talenten, generaties en stijlen. Zo brengt hij karaktervolle odes aan Jaki Byard, de Londense jazzpianist Stan Tracey en Micha Mengelberg (met wie hij in 2004 Heterogeneity opneemt). Zijn album Campert (2007) geldt algemeen als een van de hoogtepunten in zijn repertoire.

Met het album Big treedt de dansbare worldjazz van Herman’s New Cool Collective (en Big Band) buiten de oevers van het Amsterdamse nachtclub-circuit. Het collectief treedt op in Oeganda, Hongarije, Canada en Engeland, brengt met Trippin’ een eerbetoon aan drummer Tony Allen, en speelt in de Nederlandse theaters samen met Jules Deelder, aan wie Herman het vinyl-album Deelder 65 opdraagt. Zo vinden vele vormen van ‘jazz’ via hem een breed publiek. De onvermoeibare muzikale omnivoor staat de ene avond in een stadion met popster Paul Weller en de volgende avond in de kroeg, bijvoorbeeld op sessies die hij organiseert in de Amsterdamse sociëteit de Kring.

Herman groeit uit tot meest succesvolle Nederlandse jazzmusicus aller tijden, met als voorlopig hoogtepunt het winnen van de VPRO/Boy Edgar Prijs 2006. De jury prijst hem omdat hij ‘als één van de weinige jazzmusici’ erin slaagt om ‘ook buiten het jazzpubliek bewondering te oogsten’. Zijn befaamde kledingstijl levert hem en passant ook nog de prijs van ‘Best Geklede Man 2008’ op uit handen van modemagazine Esquire.

Samen met Jesse van Ruller maakt Benjamin Herman ook deel uit Hans Teeuwen Zingt! Dat is de naam van de supergroep waarmee de iconische cabaretier zich in 2006-2008 in de theaters presenteert als crooner van – zoals hij zelf zegt – ‘liedjes die door andere al veel eerder, veel vaker een veel beter zijn gezongen’. Ook hierin is de visie van Herman terug te vinden: jazz is voor iedereen.

Postma, Honing, Vloeimans, Blom

In 2002 rondt saxofonist Tineke Postma haar masterstudie af in New York. Aangemoedigd door haar mentor, slagwerker Terri Lyne Carrington neemt ze de albums First Avenue en For the Rhythm op en slaat ze haar vleugels uit buiten Nederland. Als ‘Talent deserving wider recognition’ siert Postma als een van de weinige Nederlanders de jaarlijkse DownBeat polls. Ze componeert en speelt voorbeeldig, fantasierijk, gedurfd en baanbrekend.

Het platenlabel Munich Records van Job Zomer speelt een belangrijke rol in de carrière van Postma. Een van de labels die samen met (het inmiddels failliete) Via Records nadrukkelijk investeren in de ontwikkeling van Nederlands jazztalent.

Tenorist Yuri Honing verbindt zich met Micha Mengelberg en Ernst Reijseger op het album Lively (2000). Daarnaast zet hij de lijn door die hij in 1996 begon met Star Tracks: een nieuwe draai geven aan de aloude traditie om Tin Pan Alley- en American Songbook-repertoire te gebruiken als basisingrediënten. Met Joost Lijbaart als onafscheidelijk compagnon neemt hij muziek op van Abba en The Police en op zijn vervolg Sequel (2001) ook liedjes van Björk en Blondie. In hetzelfde jaar neemt hij in New York met grootheden Paul Bley, Gary Peacock en Paul Motian de vrijwel geheel geïmproviseerde plaat Seven op. Honing positioneert zich graag als ambassadeur van de Europese muzikale roots, zoals zijn project Winterreise, met muziek van Schubert.

Voor trompettist Eric Vloeimans is jazz als een kledingstuk dat hem te strak zit. Met zijn fenomenale klassieke techniek en zijn enorme palet aan expressievormen van knetterend hard tot fluisterzacht, verrijkt hij de Nederlandse podia al meer dan een decennium. In de bloei van zijn prachtige, veelkleurige carrière wint hij de Boy Edgar Prijs (2001), de Bird Award van het North Sea Jazz Festival (2002) en een aantal Edisons. De jury van Bird Award schrijft: ‘Vloeimans is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een solist van wereldformaat’ met ‘belangwekkende en indrukwekkende plaatprodukties op zijn naam’. Daarnaast beschikt Vloeimans over een prachtig geluid op trompet, zowel in de hoogte als in de nog moeilijkere laagte. Zijn stijl is uitzonderlijk lyrisch van karakter.’ Hij treedt op met zijn kwartet, met kamerjazztrio Fugimundi (met pianist Harmen Fraanje en gitarist Anton Goudsmit) dat tot kwartet wordt uitgebreid met Ernst Reijseger en dan Boompetit heet, en nog later met zijn meer elektrische band Gatecrash. Vloeimans maakt ook filmmuziek.

Saxofonist Jasper Blom is ook een man van de lange adem, een hybride, hippe jazzprofessor en in zijn rol als docent aan het Conservatorium van Amsterdam een voorbeeld voor velen. Hij houdt zich moeiteloos staande in het klassieke, geïmproviseerde en jazz-idioom. Met zijn kwartet bouwt hij vanaf 2008 een indrukwekkend levenswerk: een oeuvre van 10 albums. Doordat hij – onder andere tijdens de dinsdagavond-sessies in het Bimhuis – steeds jonge musici op sleeptouw neemt, is Blom veel niet alleen een voortdurend experimenterend musicus, maar ook iemand die zorgdraagt voor de jazzgemeenschap als bloeiend ecosysteem.

In het buitenland groeit het besef dat er in Nederland op hoog niveau jazz wordt gespeeld en onderwezen. Succesvolle musici als Van Ruller en Postma hebben een enorme magneetwerking en zorgen ervoor dat met name de grote conservatoria in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam zich steeds meer internationaal profileren.

Neo-soul, lounge, remix

De technologische ontwikkelingen laten hun sporen achter in de muziekwereld. Door de opkomst van de MP3 is het niet meer de vraag óf de promotie en fysieke distributie van muziek gaat veranderen, maar wannéér. Hoewel er nog steeds cd’s worden verkocht, verschuift de hele industrie zich langzaam maar zeker naar het Internet. Artiesten verzamelen hun fans op Hyves en MySpace.

Ook de muziek zelf is volop in ontwikkeling. De ietwat dromerige stijl, gebaseerd op beats, samples en sounds, heet ‘lounge’. Onder invloed van het populaire Franse St. Germain en underground-DJ’s Kruder & Dorfmeister mengt ook deze stijl zich als een virus door Nederland. Dat zien we bijvoorbeeld terug in het succes van de Blue Note Trip-serie die de Nederlandse DJ Maestro (Martijn Barkhuis) vanaf 2003 met veel succes produceert. Compilaties en remixes van oude Blue Note-jazz, niet zelden voorzien van elektronische drums en andere toeters en bellen voor op de dansvloer. Wie jazz wil horen, kan naar een concert maar ook naar een dance party. Daar zijn niet meer alleen de artiesten maar ook de DJ’s de sterren van de avond.

Ook de met jazzritmes en -harmonieën doordrenkte neo-soul verspreidt zich over een nieuwe generatie jazzliefhebbers, onder aanvoering van Erykah Badu en met name D’Angelo, die in 2000 een overrompelend concert geeft tijdens North Sea Jazz. De aanpak van de visionaire pianist Robert Glasper krijgt veel gevolg onder Nederlandse jazzmusici: een mix van jazz, hiphop en R&B. En een ontwapenende kijk op muzikale ‘communities’ en co-creatie met rappers, dichters, zangers en andere artiesten.

‘Steeds meer jonge jazzmusici lijken in navolging van de Nederlandse groep New Cool Collective van Ben Herman “dansbare” muziek te willen maken’, schrijft Jan Ophuis in Jazz Bulletin 45 (2002).

Er ontstaan steeds meer Nederlandse groepen die met één been in de jazz staan en tegelijk proberen om andere, hippe stijlen te integreren, zoals Monsieur Dubois, Pete Philly & Perquisite en de Utrechtse band Room Eleven, rond zangeres Janne Schra. Zij openen voor een groot Nederlands publiek de deur naar de jazz – en alles wat erop lijkt. Het ‘lichte’ genre bloeit op als nooit tevoren, mede dankzij de populariteit van zangeres Norah Jones, die wereldwijd zo’n 30 miljoen exemplaren verkoopt van haar album Come Away With Me (2002).

Uit Rotterdam komt Natascha Slagtand die zich Tasha’s World noemt. Zij wordt eerst ontdekt in Japan, waar ze in 2002 haar debuutalbum Tasha's World uitgebrengt. In 2003 tekent ze bij het Britse label Dome. Ze speelt haar mix van jazz, neo-soul en hiphop over de hele wereld, maar in Nederland blijft ze vrij onbekend.

Twee oudgedienden van de New Cool Collective, drummer Stefan Kruger en toetsenist Stephan Schmid, beginnen in 1999 de groep Zuco 103, samen met zangeres Lilian Vieira. Met hun aanstekelijke mix van electronische beats en wereldmuziek verwerven ze een eigen genre: Brazilectro, waarmee ze enkele jaren over de hele wereld optreden.

Playing the changes

Het sextet The Houdini’s vervolgt zijn pad waarmee het in de jaren negentig furore maakte: het treedt op met zelfgeschreven muziek bij de stomme film The General van Buster Keaton uit 1927, begeleidt de bliksemstart van de carrière van zangeres Kim Hoorweg (haar debuut komt in 2007 uit bij Verve Records), en maakt twee albums met Trijntje Oosterhuis en New Sinfonietta, waarvan Strange Fruit (2004) wordt uitgebracht op het beroemde Blue Note-label en de platina-status krijgt (70.000 verkochte exemplaren). In 2006 brengt Oosterhuis ook het vervolg The Look of Love samen met het Metropole Orkest uit, met repertoire van Burt Bacharach. Ook dat album wordt platina.

Zangeres Fay Claassen vindt steeds vaker de spotlights met de door Jazz Impuls georganiseerde theaterconcerten rond de muziek van Chet Baker, en als gast bij de WDR Big Band en het Millennium Jazz Orchestra (Specially Arranged for Fay, 2007). Op Red, Hot & Blue (2008) brengt ze een schitterende ode aan Cole Porter. Hoewel ze sterk geworteld is in de traditie, ontwikkelt ze gaandeweg haar eigen ding met virtuoze scats en kraakheldere harmonische bewegingen. Het Amerikaanse jazzblad Cadence schrijft over haar: ‘Fay Claassen is to singing what Audrey Hepburn was to the movies: elegant and graceful.’

Na de oprichting in 1996 krijgt het door dirigent/arrangeur Henk Meutgeert aangevoerde Jazz Orchestra of the Concertgebouw – voortkomend uit The New Concert Big Band – in korte tijd voeten aan de grond met indrukwekkende concertseries, buitenlandse tournees en grote internationale solisten. Het orkest treedt regelmatig op in de grote zaal van het Concertgebouw en elke twee weken in het Amsterdamse Bimhuis.

De vlezige, experimentele jazzrock van The Ploctones, met frontmen saxofonist Efriam Trujillo en podiumbeest Anton Goudsmit, is vaak te zien op de Nederlandse podia. In 2005 treden ze op bij de VPRO voor Jazz op het Dak, waarvan de live-opnamen op de gelijknamige cd worden uitgebracht.

Als trompettist Jarmo Hoogendijk, een van de grootste talenten uit de Nederlandse jazz, in 2004 noodgedwongen stopt met spelen en zijn muziekcarrière vervolgt als docent, gaat Ben van den Dungen, Hoogendijk’s kameraad van het eerste uur, op zoek naar andere trompettisten om mee samen te spelen, zoals de jonge Rik Mol of Michael Varekamp.

De talentvolle, aan het conservatorium in Den Haag opgeleide pianist Wolfert Brederode vormt een sprookjesachtig duo met slagwerker Joost Lijbaart. Brederode maakt in 2007 zijn eerste soloalbum Currents voor het vermaarde ECM-label, een unicum.

Pianist Bert van den Brink is aan het begin van het millennium zeer productief. Als sideman bij bijvoorbeeld Jesse van Ruller en Denise Jannah, maar ook met zijn trio met bassist Hein van de Geyn. Het technisch sublieme spel Van Den Brink leent zich moeiteloos voor de klassieke traditie, de jazztraditie en de kleinkunst. Daarbij beschikt hij over een onwaarschijnlijk grote repertoirekennis. In 2001 nodigt hij zijn voormalig docent uit voor een speels live album Bert van den Brink invites Clare Fischer.

Van den Brink is een van de jazzpianisten in de cd-serie Solo Piano - Jazz at the Pinehill. Ook Frans Elsen, Rob van Kreefeld, Rob Madna, Lex Jasper, Hans Vroomans, Karel Boehlee, Rob van Bavel, Harry Happel, Jan Huydts en Rein de Graaff krijgen tussen 1999 en 20023 carte blanche op de vleugel in de Leersumse studio The Pinehill.

In het Metropole Orkest vindt een belangrijke wisseling van de wacht plaats, als chef-dirigent Dick Bakker in 2005 wordt opgevolgd door de Amerikaanse componist/arrangeur Vince Mendoza. Zijn komst zorgt voor een ingrijpende, nieuwe artistieke koers.

Big bands en jazztradities

Rietblazer Bob Kaper, die na het overlijden van Peter Schilperoort in 1990 de leiding heeft overgenomen over The Dutch Swing College Band, besluit in 2000 terug te gaan naar de herkenbare 8-mans bezetting, zoals die in de jaren vijftig gebruikelijk was. Als langst bestaande professionele traditionele jazzorkest ter wereld blijft het Nederlandse combo immer populair.

The Dutch Jazz Orchestra, brengt in 2008 met de 5-cd-box ‘Plays The Music Of Rob Madna’ een eerbetoon aan de in 2003 overleden pianist.

‘First Lady of Jazz’

Rita Reys viert haar 80e verjaardag in 2004 met de release van het album Beautiful Love: A tribute to Pim Jacobs en van haar biografie Rita Reys, Lady Jazz, geschreven door journalist Bert Vuijsje. Als eerste Nederlandse jazzartiest ontvangt ze in 2006 een Oeuvre Edison.

Ook Piet Noordijk is niet kapot te krijgen. Met Pete’s Groove speelt de geboren Rotterdammer waar hij zin in heeft: smeuïge souljazz, waarmee hij ook optreedt tijden North Sea Jazz 2006. Op zijn 75e verjaardag neemt hij live in het Bimhuis de plaat Swinging With Strings (2009) op met de strijkers en de ritmesectie van het Metropole Orkest.

Net als pianist Michiel Braam, die na het winnen van de Boy Edgar Prijs in 1997 niet heeft stilgezeten en vrolijk doorschrijft en speelt met onder ander Bik Bent Braam, ontwikkelt componist Martin Fondse zich tot een verrassend en vrij componist voor met name grote, wat meer hybride ensembles, zoals het Oktemble, Groove Troopers en Starvinsky Orkestar.

Jazzprijzen

Violist Oene van Geel improviseert in zijn eigen ensembles zoals Estafest en het Zapp! Strijkkwartet, en voelt zich als componist ook als een vis in het water in de wereld van opera, theater en dans. In 2002 wint Van Geel de eerste Andersen Jazz Award (later Deloitte Jazz Award), een nieuwe aanmoedigingsprijs voor jonge in Nederland werkende of studerende jazzmusici. Winnaars zijn onder anderen Stefan Lievestro, Jeffrey Bruinsma, Ben van Gelder en Ruben Samama. Winnaars krijgen 20.000 euro te besteden aan eigen ontwikkeling. Finalisten krijgen 2.500 euro mee. Ook talenten David Kweksilber (2001) en Joris Roelofs (2004) winnen de prijs. Beiden excelleren op zowel klarinet als saxofoon. Na negen jaar trekt de naamgever zich terug en houdt de prijs weer op. Lievestro, die de prijs in 2005 wint, gebruikt het prijzengeld om zijn eigen label Mainlands op te richten en zijn moderne Europese all-star-jazzsextet Mona Lisa Overdrive, waarmee hij het album Breakfast in Walhalla opneemt en optreedt tijdens North Sea Jazz 2006.

In 2006 wint de 20-jarige Morris Kliphuis het Prinses Christina Jazz Concours op een voor de jazz ongebruikelijk instrument: de Franse hoorn. Hoewel hij een klassieke opleiding volgde, ontwikkelt hij zich als één van de weinigen hoornisten ter wereld die jazz en moderne geïmproviseerde muziek speelt en componeert. In 2007 speelt de jonge virtuoos op North Sea Jazz.

Pianist Glenn Corneille studeert summa cum laude af aan het conservatorium en wint in 2000 de talentenprijs van de Dutch Jazz Competition. Met zijn Corneille/Roelofs Trio treedt hij in 2001 op tijdens North Sea Jazz. Na een stormachtige carrière komt hij in 2005 om het leven bij een auto-ongeluk.

Als Wouter Hamel in 2005 het Nederlands Jazz Vocalisten Concours wint, krijgt hij meteen veel tv-optredens en publiciteit. In 2007 komt zijn eerste album ‘Hamel’ uit bij Dox Records (opgericht door leden van de groep SfeQ) en geproduceerd door Tim van Berkenstein (Benny Sings). Hamel scoort eind 2008 een radiohit met ‘As long as we're in love’, een duet met Giovanca, blijft prijzen winnen, ook in het buitenland grote optredens doen en is erg populair in Korea en Japan.

Speelplekken en subsidies

In 2000 opent een nieuw Amsterdams jazzpodium zijn deuren: de Pompoen. Oprichter is Margreet Swets, echtgenote van Egbert de Bloeme, oud-voorzitter van het Nederlands Jazz Archief en oprichter van Jazz Bulletin. De locatie is het voormalig onderkomen van het Werkteater aan de Spuistraat in Amsterdam. In de Pompoen treden jazzartiesten een week lang op, naar Amerikaans format. Ondanks de stijgende bezoekersaantallen is de jazzclub geen lang leven beschoren: in 2003 sluit de Pompoen zijn deuren.

Op 1 november 2007 smelten drie belangrijke muziekfondsen samen tot één. Het Fonds voor de Scheppende Toonkunst (FST), het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing (FPPM) en het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK) worden samen het Fonds Podiumkunsten.

Het fonds verdeelt de structurele financiering door het Ministerie van OCW en biedt zo ‘ondersteuning aan professionele podiumkunsten, waaronder muziek, muziektheater, dans, theater en festivals in Nederland’. Door de continu veranderende wetgeving waait er voortdurend onrust door de subsidiewereld. Die lijkt in 2009 in rustiger vaarwater te zijn gekomen, lezen we in het jaarverslag.

In 2009 wordt het grootste deel van de gelden besteed aan twee- en vierjarige subsidies: 170 miljoen. Voor de jazzwereld zijn verder relevant: productiesubsidies (2,8 miljoen), individuele subsidies (300.000 euro aan studiebeurzen) en compositiesubsidies.

In de categorie ‘compositie jazz’ is een bedrag van 380.600 euro uitgekeerd. Er is ook de Regeling Kleinschalige Podia voor klassieke muziek, jazz en hedendaagse muziek. In totaal ontvangen 132 kleine podia voor in totaal 1750 concerten relatief lage bijdragen voor de programmering. Totale subsidie 1,4 miljoen.

Aan het begin van het nieuwe decennium bloeit de jazz in Nederland als nooit tevoren. De rijkdom en breedte aan stijlen genres plant zich voort tot in de oneindigheid, er zijn voldoende speelplekken en ondanks de dalende inkomsten uit de cd-verkoop, verspreidt het jazzvirus zich aan alle kanten.

Verder lezen in het volgende hoofdstuk: 2010-2023

Bedankt

Deze pagina is mede mogelijk gemaakt met de bijdragen van Nederlands Jazz Archief, tekst Tom Beek.

Nederlands Jazz Archief