Tonny Nüsser▶
Ik kon veel meer dan Gene Krupa
Deel deze video op de huidige startpositie op social media.

Facebook Twitter Google+

Biografie

Tonny Nüsser (Rotterdam, 28 augustus 1923 - 's Gravenhage, 16 september 2016) is als musicus grotendeels autodidact. Hoewel hij in de oorlogsjaren enkele basislessen krijgt, is de stijl waarmee hij zich in de jaren vijftig profileert door hemzelf ontwikkeld. Zijn grote voorbeeld is aanvankelijk Gene Krupa, de motor van het in de jaren dertig populaire Benny Goodman-kwartet. Krupa levert hem de inspiratie om zich de Amerikaanse drumtechniek eigen te maken. Door toepassing van deze moderne drumstijl komt hij goed in de markt te liggen. Daardoor is hij misschien wel de belangrijkste slagwerker van de eerste naoorlogse periode. Dat blijkt onder meer uit zijn deelname in 1953 aan Jazz At The Kurhaus, een oorspronkelijk door Paul Acket geïnitieerde en door Pete Felleman gepresenteerde serie jamsessies van de toenmalige fine fleur van de Nederlandse jazzmusici. Een deel van deze muziek is op de plaat vastgelegd. Daarnaast vormt het winnen van de Rhythme Poll 1954 een indicatie van Nüssers klasse.

1945 - 1948

In de bezettingstijd is Tonny Nüsser geregeld te vinden in kringen rond de Swing Papa's, een destijds gerenommeerde swingband. Maar zijn eigenlijke carrière begint als hij aan het eind van de oorlog met Peter Schilperoort, Frans Vink en Henny Frohwein het kwartet opricht dat de basis zal vormen van de latere Dutch Swing College Band. Met dit inmiddels tot een septet uitgebreide orkest speelt hij enkele maanden in Apeldoorn voor de Canadezen. Als er in de loop van 1946 onenigheid ontstaat over het te volgen muzikale beleid, neemt hij ontslag. Hij vindt in Den Haag bij Tabaris als beroepsmusicus emplooi in het dansorkest van saxofonist Aart Schol (1946). Daarna werkt hij met onder anderen gitarist Peter van Houten (later als Van Wood internationaal bekend geworden) in de Italiaanse band van Carlo Carcassola in Denemarken (1947). Ondanks deze drukke werkzaamheden vindt hij tijd om met Kees van Dorssers orkest een plaatopname te maken (1947). Vervolgens doet de Swingband van tenorsaxofonist Piet van Dijk in 1948 een beroep op hem.

1949 - 1952

In 1949 heeft Nüsser de hand in de oprichting van wat wel eens de eerste Nederlandse bopcombo is genoemd, het Atlantic Quintet. Na aanvankelijk een aantal maanden her en der in Nederland te hebben gespeeld, reist hij met saxofonist en klarinettist Arie Verhoef, bassist Henny Frohwein, gitarist Frans van Lankeren en pianist Wim Jongbloed in 1950 naar de Amerikaanse bezettingszone van Duitsland. In een van de officers' clubs begeleidt de combo de Amerikaanse zanger Vic Damone. Deze wil Nüsser zelfs meenemen naar Amerika, maar de drummer wimpelt het aanbod om allerlei redenen af. De vreugde van het engagement blijkt voor Nüsser van relatief korte duur. Vanwege een mentale inzinking gevoed door roddel en andere persoonlijke narigheid verlaat hij begin jaren vijftig het muzikantenvak om in de textielzaak van zijn vader te gaan werken.

1953 - 1955

Omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan, geeft Nüsser in 1953 gehoor aan een telefoontje van bassist Ted Powder, die verlegen zit om een drummer. Gesterkt komt hij uit zijn vrijwillige 'sabbatical' te voorschijn, want sindsdien is hij nooit meer weg geweest. Vanaf circa 1955 speelt hij bij de Millers van gitarist Ab de Molenaar. Door zijn drumwerk, dat het orkest meer body geeft, is er veel waardering voor hem. Tot diep in de jaren zeventig werkt Nüsser met onregelmatige tussenpozen in dit populaire swingcombo.

1956 - 1969

Nüsser speelt in tal van groepen zoals het Rob Pronk-sextet, het Peter Schilperoort-kwartet (1957) en het Holland Sextet. Hij is erbij als deze laatste combo in 1958 met de Willem Ruys een cruise via Engeland en Bermuda naar de Verenigde Staten maakt. In New York jamt hij met pianist Dick Katz, bassist Norman Keenan, gitarist Joe Puma en zijn naar Amerika geëmigreerde oude Haagse makker, de accordeonist Mat Mathews. Een matinee met dezelfde musici in Carnegie Hall staat ook op het programma. Sinds eind 1955 tot ongeveer 1969 bezet Tonny Nüsser ook de drumstoel in het begeleidingscombo van cabaretier Toon Hermans. Hij zorgt er met gitarist Robbie Pauwels, bassist Hans van Rossem en pianist Govert van Oest voor dat Hermans zo swingend mogelijk voor de dag komt. In de loop van de jaren zestig komen ook andere musici, onder wie enkele blazers, de combo versterken. Aangezien de shows circa twee jaar duren en Hermans daarna steeds iets nieuws moet verzinnen, geeft dat Nüsser ruime gelegenheid andere schnabbels aan te nemen. Zo werkt hij naast de al genoemde Millers bijvoorbeeld in 1959 met het orkest van Harry Bannink. In de jaren zestig doen, tussen de engagementen met Toon Hermans door, Thom Kellings Ritmo Caliente, het Rudy Bosch-sextet en Louis van Dijk een beroep op hem. Ook speelt hij graag met pianist Paul Ruys. Tonny Nüssers grote reputatie mag blijken uit het feit dat de drumfabriek Westend van de gebr. De Hooge te Den Haag in 1957 op zijn aanwijzigingen een speciaal jazzdrumstel gaat vervaardigen. Menige drummer uit Den Haag en omstreken doet er zijn voordeel mee. De samenwerking met Toon Hermans eindigt na enkele onverkwikkelijkheden in een arbeidsconflict.

1970 - 1980

Tonny Nüsser heeft buiten de optredens met de Millers geen vaste verbintenis. Hij pakt aan wat op zijn pad komt. Bijvoorbeeld het trio van Joop Reynolds, dat veel artiesten begeleidt, en het orkest van Kees van Doorn. Dan is er het kwartet van pianist Hans Vlig, met wie hij een poosje in München speelt. Als de ook in die stad operende Amerikaanse bassist Jimmy Woode (ex-lid van de Duke Ellington-band) een pianist en een drummer nodig heeft, vraagt hij Hans Vlig en Tonny Nüsser. Van 1971 tot 1975 speelt hij in de Swing Combo van bassist Chris Smildiger. Ook vibrafonist Dave Pike schnabbelt aan het begin van dit decennium met hem. Dan is er zijn medewerking aan het orkest van de Oostenrijkse klarinettist Fatty George. Samen met onder anderen diens landgenoot trompettist Oscar Klein, de Britse trombonist Roy Crimmins en Hans van der Sijs (is: Hans Vlig) speelt Tonny Nüsser bijna twee maanden in Fatty's Saloon, de Weense club van de klarinettist. In 1978 schrijft hij in opdracht van de Stichting Bevordering Onderwijsmethoden het boekje Mensen maken muziek (uitgegeven bij Spruyt, Van Mantgem en De Does). Een EP met muziekvoorbeelden begeleidt dit werkje. Daarvoor tekenen, naast Tonny Nüsser, bassist Dolf del Prado, pianist Fred Pruim, gitarist Ferry Robers, trompettist Klaas Wit en klarinettist-saxofonist Herman Schoonderwalt.

1980 - 1995

Tonny Nüsser gaat door met schnabbelen in het Frits Katee-kwartet, het Pia Beck-trio, met violist Frans Poptie en met vele, vele anderen. Daarnaast geeft hij een serie schoolconcerten. In het gezelschap van Jan Laurens Hartong (piano), Nippy Noya (bas) en Koos van der Sluis (trompet) onderricht Tonny Nüsser de jeugd over jazzmuziek. Zijn carrière overziend heeft hij zich nooit te min gevoeld om commercieel werk aan te nemen. Zo heeft hij ooit in het circus gewerkt, wat zoveel betekent als jongleurs, clowns en acrobaten begeleiden. Verder speelt hij nog met saxofonist Gijs Hendriks vlak voordat hij rond 1995 stopt met de muziek. Een gehoorstoornis ten gevolge van de ziekte van Ménière dwingt hem daar helaas toe.

2016

Tonny Nüsser overlijdt op vrijdag 16 september 2016 op 93-jarige leeftijd te Den Haag.

Bedankt

Deze pagina is mede mogelijk gemaakt met de bijdragen van Dutch Swing College Club, Haagsche Courant & Wouter van Gool.

Discografie

Millers - Het Complete Songbook van de Millers 2

Toon alles


Beelden uit het archief


Ik heb al sinds de jaren zeventig genoten van de verhalen van Tonny over de begintijd van het moderne drummen. Hij is zeker een pionier en een van de grondleggers van het drummen in Nederland, en een goeie vriend. Een solo op één drumstel samen met Tonny, John Engels en Han Bennink was een van mijn leukste drummomenten ooit.

Cesar Zuiderwijk

drummer