Biografie
Han Bennink (Zaandam, 17 april 1942) is een fenomeen in de Nederlandse jazz en daarbuiten, een in de bop geschoolde drummer die een feilloos getimede swing verbindt met explosieve improvisaties, en uitersten laat botsen in een visueel frappante performance. Wereldwijd geldt Bennink als het symbool van de 'New Dutch Swing', de mede door hem ontwikkelde mix van improvisatie met jazz en absurdistische humor, waarbij hij muziek maakt uit alles wat voorhanden is: een stoel, een pizzadoos, de planken van het podium, of een perfect gestemde snaredrum. Benninks techniek heeft zijn basis in de jaren zestig, waarin hij als jonge autodidact de kans krijgt Amerikaanse topsolisten als Johnny Griffin en Eric Dolphy te begeleiden. Eind jaren zestig neemt Bennink afstand van de jazzconventies, om met geestverwanten als saxofonist Willem Breuker en pianist Misha Mengelberg een Nederlandse vorm van geïmproviseerde muziek te ontwikkelen. Zijn optreden dijt daarbij uit tot een vorm van fysiek totaaltheater, met een arsenaal aan ongewone slag-, tokkel- en blaasinstrumenten. In de jaren tachtig bouwt hij zijn instrumentarium geleidelijk weer af, om vanaf de late jaren negentig met soms slechts een enkele snaredrum op te treden. Een constante in vijf decennia is zijn in 1960 begonnen samenwerking met pianist-componist Misha Mengelberg, die vanaf 1967 vorm krijgt in de Instant Composers Pool (ICP). In de daaruit voortkomende ensembles is Bennink tot op heden naast Mengelberg de belangrijkste sturende factor. Artistieke hoogtepunten beleeft hij van 1988 tot 1997 ook met het Trio Clusone, terwijl zijn veelzijdigheid na 2000 mede tot uitdrukking komt in de samenwerking met de anarcho-punkband The Ex en de Ethiopische soulzanger Mohammed 'Jimmy' Mohammed. Han Bennink is tevens beeldend kunstenaar. Hij heeft voor circa vijftig ICP-platen de hoesontwerpen gemaakt en exposeert zijn assemblages, waarin hij ook versleten drumsticks en trommelvellen verwerkt, in binnen- en buitenland.
1942 - 1960
Hendrikus Johannes Bennink wordt op 17 april 1942 in Zaandam geboren, als oudste zoon van de slagwerker en rietblazer Rein Bennink. Vanaf 1949 tot 1966 is Bennink sr. als slagwerker in vaste dienst bij het AVRO-orkest De Zaaiers. Han en zijn broer Peter (geboren 1 februari 1945, vanaf eind jaren zestig actief als saxofonist) krijgen de kans opnamen in de AVRO-studio van dichtbij mee te maken, waarbij al snel Han's fascinatie voor het slagwerk blijkt. Aanvankelijk trommelt hij thuis op een houten keukenstoel, met een lege fles als bekken. Later komen daar een enkele trommel en hihat voor in de plaats; als stokken gebruikt hij oude exemplaren van zijn vader. Officieel onderricht krijgt hij niet, maar hij leert door de kunst af te kijken bij zijn vader en diens vakgenoten in Het Gooi, onder wie Wessel Ilcken, Cees See en Joop Korzelius. Diepe indruk maakt het optreden van Cozy Cole in de AVRO-studio - de eerste Amerikaanse jazzdrummer die hij in levenden lijve ziet. Vanaf januari 1958 verschijnt Han Bennink zelf op de podia. Hij treedt op in Minjon, het jeugdprogramma van de AVRO-radio, speelt in beginnende combo's met onder anderen saxofonist Hans Peters, bassist Arend Nijenhuis en pianist Jan Huydts, en leert collega's als gitarist Wim Overgaauw kennen in sessies in de Utrechtse jazzkelder Persepolis. Met zijn vader beleeft hij in 1959 zijn eerste buitenlandse avontuur: een show voor Nederlandse militairen in de Franse legerplaats La Courtine. Vader en zoon hebben een duoversie ingestudeerd van Benny Goodmans Sing Sing Sing, maar in de Franse zomerhitte blijkt het vel van Han's tomtom gescheurd. Op advies van zijn vader trommelt hij dan maar op de houten podiumvloer - wat hem enthousiast applaus oplevert. 'Zo ontdekte ik al vroeg dat je op álles kunt drummen', concludeert hij later. In december krijgt de 17-jarige drummer zijn eerste lovende krantenkritiek, na een concours in Bussum. 'Een persoonlijk succesje voor Han Bennink, die een acceptabele, knap gevarieerde drumsolo demonstreerde', schrijft een lokale krant over Benninks feature in Sonny Rollins' St. Thomas. Een belangrijke inspiratiebron worden de nachtconcerten in het Amsterdamse Concertgebouw, waar hij idolen als drummer Kenny Clarke van dichtbij kan bestuderen. Hij sluit vriendschap met zijn vier jaar oudere plaatsgenoot bassist Ruud Jacobs, die Bennink de fijne kneepjes leert van het samenwerken als ritme-tandem. Zijn podiumervaring breidt hij in 1960 verder uit in de Jazz for Christ-tournee van pianist Carel Heinsius, die publiek trekt met een mix van swing en evangelisatie.
1961 - 1966
In juli 1961 monstert Bennink aan als scheepsmuzikant op het passagiersschip Maasdam. Het doel van de reis is New York, waar hij een weekend lang zoveel jazzclubs bezoekt als maar mogelijk is. Hij ziet er zijn favoriete musici in hun eigen omgeving aan het werk, onder wie pianist Sonny Clark met drummer Billy Higgins, het Ornette Coleman-kwartet met drummer Charles Moffett, en het John Coltrane-kwartet met drummer Elvin Jones. Diep onder de indruk keert hij terug naar Nederland. 'Ik kwam geladen terug, met het gevoel: nu weet ik het, nu heb ik het gezien.' Zijn in 1960 begonnen samenwerking met pianist Misha Mengelberg mondt uit in los-vaste bezettingen met onder anderen trompettist Ado Broodboom, tenorist Toon van Vliet en de van origine Australische saxofonist Ray Warleigh. Het daaruit volgende kwartet met altsaxofonist Piet Noordijk (met Jacques Schols of Rob Langereis op contrabas) groeit uit tot de enerverendste jazzgroep in Nederland, met een ten top gedreven spanning tussen bop en vrijere vormen. Als eerste Europese jazzgroep staat het kwartet in juli 1966 op het fameuze Newport Jazz Festival in Rhode Island, Verenigde Staten. Wanneer Mengelberg en Bennink de 21-jarige saxofonist Willem Breuker bij het kwartet vragen, stapt Piet Noordijk eind 1966 op. In de vrijgevochten koers die de groep met Breuker prefereert, voelt hij zich niet thuis. Bennink opteert eveneens voor avontuurlijker vormen, maar zijn affiniteit met de jazztraditie blijft vaak ook in abstractere passages hoorbaar. De basis van zijn stuwende, dynamische techniek wordt gelegd in de tournees waarin hij als jonge nieuwkomer Amerikaanse topsolisten partij moet geven. Zijn vuurdoop beleeft hij in maart 1963 bij saxofonist Johnny Griffin, met pianist Pim Jacobs en Ruud Jacobs op bas. De Amerikaanse veteraan dwingt de 20-jarige drummer tot het uiterste te gaan. 'As bad as Art Blakey', luidt Griffins compliment na afloop. Een belangrijke leerschool is ook de tournee in 1964 met de avontuurlijke rietblazer-componist Eric Dolphy, met Misha Mengelberg op piano. Opnamen met Dolphy voor de VARA-radio verschijnen op een Philips-LP, Last Date, die begin 1965 door het Amerikaanse jazzblad Down Beat met vijf sterren wordt beloond. Nadat Bennink in 1966 cum laude is afgestudeerd aan het Amsterdamse Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, wordt hij definitief beroepsmuzikant. Een triomf het daaropvolgende jaar wordt zijn tournee met de Amerikaanse jazzgrootheid Sonny Rollins, waarbij de drummer enerverende duels uitvecht met de tenorist en ook invloeden incorporeert van opkomende free jazz-drummers zoals Sunny Murray en Milford Graves. Na vergelijkbare succesvolle combinaties, met onder anderen de tenoristen Ben Webster, Don Byas en Oliver Nelson, zangeres Nina Simone en de gitaristen Wes Montgomery en René Thomas, markeert een optreden met de Amerikaanse tenorsaxofonist Dexter Gordon in 1969 (vastgelegd op de LP Live at the Paradiso) Benninks symbolische afscheid van het swingend begeleiden in een jazz-setting. De komende twee decennia concentreert de drummer zich op de vrijere vormen van de geïmproviseerde muziek, die in de ruige energie verwant is aan de free jazz, maar daarnaast eigen prioriteiten stelt: anti-esthetiek, satirische distantie en een theatrale presentatie.
1967 - 1982
In 1967 ontvangt Bennink de Wessel Ilcken Prijs van de Stichting Jazz in Nederland. Het juryrapport noemt de drummer 'een trait d'union tussen de verschillende jazzgeneraties in Nederland', roemt naast zijn 'in Nederland niet geëvenaarde technische beheersing' ook zijn 'enthousiaste en inspirerende persoonlijkheid' en concludeert dat Bennink 'op creatieve wijze [heeft] bijgedragen tot de emancipatie van het slagwerk in de jazzmuziek'. In datzelfde jaar richten Willem Breuker, Misha Mengelberg en Bennink de Instant Composers Pool (ICP) op, een muzikantencollectief dat zelf concerten organiseert en een platenlabel in eigen beheer begint. Als eerste ICP-productie verschijnt begin 1968 de LP The New Acoustic Swing Duo door Bennink en Breuker. Na onenigheid met Mengelberg verlaat Breuker in 1973 de ICP om zijn eigen Kollektief te beginnen. Hoewel Bennink incidenteel nog pure jazz speelt (zoals op de LP Altissimo met de altsaxofonisten Lee Konitz, Jackie McLean, Gary Bartz en Charlie Mariano, opgenomen in Kopenhagen, zomer 1973) wordt het iconoclastische duo met pianist Misha Mengelberg het epicentrum van zijn activiteiten. Incidenteel blijft hij optreden met Breuker: in 1984 bijvoorbeeld maken zij een duo-tournee door Japan, waarvan live-opnamen op het Japanse Jazz & Now-label worden uitgebracht. Met Breuker en Mengelberg speelt Bennink ook een rol in de ontwikkeling van een eigentijdse vorm van muziektheater, waarin cultuurkritiek en gein hand in hand gaan met muzikale persiflage en improvisatie. Bennink parodieert zichzelf als 'Hitse Beuk' en drummend oerbeest in Breukers Kaïn & Abel en Oltre Tomba (1972 en 1973), en figureert daarna in voorstellingen met Mengelberg en Wim T. Schippers als Bugpeh Expé (1974), Tafelhoofdpijn (1979) en Duizend Gordijnen (Holland Festival, 1982). Begin jaren zeventig breidt Bennink zijn internationale actieradius verder uit. Een belangrijke factor daarin is zijn samenwerking met de Duitse rietblazer en beeldend kunstenaar Peter Brötzmann, die voor Bennink het Duitse podium- en festivalcircuit ontsluit en tot begin jaren tachtig een vaste kracht is in ICP-bezettingen. In een internationaal octet met Bennink en Breuker maakt Brötzmann in mei 1968 de legendarisch geworden LP Machine Gun, die in zijn radicale hardheid de breuk met het Amerikaanse jazzmodel onderstreept. Hij treedt ook veelvuldig op met de Britse gitarist Derek Bailey, met wie hij onder meer zes duo-platen opneemt. Benninks werkruimte in deze jaren is een voormalige koeienstal in Loenen aan de Vecht, een Spartaans verblijf waarin hij een grote verzameling instrumenten en kunstwerken bijeenbrengt en in toenemende afzondering aan zijn muziek werkt. 'Het hele intensieve oefenen is in de stal begonnen. Het was een vruchtbare tijd, juist dankzij het isolement.' De intensiteit is voel- en zichtbaar op het podium, waar zijn energie haast angstaanjagende vormen kan aannemen. Niet voor niets krijgt de VPRO-film die in 1968 over Bennink wordt gemaakt de titel De Bezetene. 'Ik dacht zelf altijd dat ik juist niet bezeten genoeg was', zegt Bennink terugblikkend in zijn in 2009 verschenen biografie.
1983 - 1997
Dat Bennink in alle avonturen zijn jazz-roots niet is vergeten, blijkt als hij in 1983 met bassist Ernst Glerum de 79-jarige Amerikaanse piano-veteraan Art Hodes in het Amsterdamse Bimhuis begeleidt. Hodes' repertoire stoelt op klassiekers als Bourbon Street Parade en Beale Street Blues, en Bennink begeleidt hem in de stuwende stijl van New Orleans-drummers als Baby Dodds en Zutty Singleton. Parool-criticus Jeroen de Valk typeert Bennink bij die gelegenheid als een 'superieure, heel vet swingende oude-stijldrummer'. Zijn veelzijdigheid - onderstreept met de Bird Award 1985 op het North Sea Jazz Festival - blijft spreekwoordelijk: in 1988 speelt Bennink binnen één week met de Amerikaanse free-jazzpianist Cecil Taylor en met soulzanger Percy Sledge. De onversneden swing keert nog sterker terug in het Trio Clusone, dat in 1988 debuteert op het jaarlijkse jazzfestival in het gelijknamige Italiaanse bergdorp. In het trio speelt Bennink samen met twee leden van het ICP Orkest: cellist Ernst Reijseger en rietblazer Michael Moore. In het trio vervloeit de improviserende, humoristische ICP-stijl met traditionele jazzinvloeden, in associatief verbonden stukken van Irving Berlin tot Mengelberg. Zes CD's en tournees tot in Australië, Burkina Faso, China en Vietnam maken Trio Clusone tot een internationale topattractie ('one of the most delightfully iconoclastic groups to come down the improv pike in decades', volgens de AllMusic Guide). De persoonlijke tegenstellingen die het trio muzikaal op scherp zetten, doen het uiteindelijk na negen jaar weer uit elkaar knallen. In juli 2005 komt het drietal weer samen voor een reünie in Clusone, maar het optreden krijgt geen vervolg. Nu Bennink nadrukkelijker 'in the tradition' speelt - ook in het ICP Orkest, dat zich vanaf 1984 mede toelegt op herinterpretaties van Herbie Nichols, Thelonious Monk en Duke Ellington - groeit zijn reputatie in het buitenland. Hij eindigt vanaf 1987 als enige Europeaan steeds hoog in de Critics Polls van het Amerikaanse maandblad Down Beat. Het vakblad Modern Drummer looft zijn 'jaw dropping technique' en noemt zijn spel 'entirely musical, beautiful and powerful'. En na een meerdaags Bennink-programma in New York karakteriseert de vooraanstaande Amerikaanse criticus Gary Giddins hem in 1997 als 'a singular virtuoso'.
1998 - 2011
In de jaren negentig krijgt Bennink een steeds drukkere solopraktijk. Hij geeft meer dan honderd concerten per jaar, in toenemende mate buiten Nederland, en er worden buitenlandse festivals rondom hem georganiseerd waarin tevens zijn beeldende werk aan bod komt. Ook als workshopleider voor jonge musici vindt hij over de grenzen emplooi. Met zijn methode, minder gericht op techniek dan op het losmaken van creatieve energie, wordt hij herhaaldelijk teruggevraagd op het Banff Center in Canada en de LaGuardia High School for the Performing Arts in New York. Vanaf 2001 levert zijn vriendschap met gitarist Terrie Ex van de impropunkband The Ex nieuwe muzikale impulsen op. Met The Ex maakt hij hij meerdere tournees naar Ethiopië, hij treedt op met de Ethiopische tenorsaxofonist Getatchew Mekuria, en maakt in 2006 een CD met Mohammed 'Jimmy' Mohammed, een in het Amhaars zingende vocalist in wie Bennink een 'soulbrother' herkent. Tegelijkertijd blijft Bennink diep verankerd in de jazztraditie, zoals hij demonstreert op de Piet Noordijk-CD Jubilee Concert (2007) en op Monk, Volume One (2008), een CD met pianist Michiel Borstlap en bassist Ernst Glerum die wordt bekroond met een Edison Jazz Nationaal. Als erkenning van zijn veelzijdige meesterschap krijgt Bennink de European Jazz Prize 2008 à 14.500 euro, die in november 2008 wordt uitgereikt tijdens een tweedaags festival rond zijn muziek in Wenen (uit het juryrapport: 'Today more than ever before, Bennink understands how to swing in the traditional way and to master the free jazz sound, as well as to generate collective gusto for playing with his musical partners'). Bij alle veelzijdigheid signaleert Bennink zelf een terugkeer naar de kern: 'Mijn keuzes zijn helderder en ik weet beter waar het naartoe moet.' De versobering komt tot uitdrukking in concerten waarin hij alleen nog snaredrum speelt - met zoveel effect dat hij in september 2010 wordt gevraagd solo de slotavond van het Tokyo Jazz Festival te openen. Een jaar eerder richt de 'master drummer' voor het eerst in zijn carrière een naar hem vernoemde groep op: het Han Bennink Trio. Als secondanten kiest hij geen gelouterde veteranen, maar nog onbekende nieuwe talenten: de Deense pianist Simon Toldam en de Belgische rietblazer Joachim Badenhorst. Ook tussen die jonge honden blijft de 67-jarige drummer de gretige gangmaker. Zoals hij zelf zegt in zijn biografie De Wereld Als Trommel: 'Als ik een foto van Charlie Parker zie, kijk ik nog steeds met de mind van een veertienjarige naar hem [...] Want genoeg is het natuurlijk nooit, echt niet.'
2013
In april ontvangt Bennink de Skoda-Award op het Jazz Ahead-festival in Bremen. Hij wordt geprezen als 'one of the most individual and stylistically open personalities of jazz of the past 40 years...'. Ook verschijnt de cd Beach Party. Op de cd zijn opnames te horen van twee concerten die hij gaf in Estland samen met de Estlandse gitarist Jaak Sooäär.
2014
Han Bennink is in voorjaar 2014 een van de gasten tijdens de jubileumtournee van de Amsterdamse band The Ex. De tournee eindigt op 1 maart in Paradiso waar Bennink samen met Peter Brötzmann op het hoofdpodium staat. Jazzdrummer Tijn Jans uit de formatie Tight Jans +2 behaalt in 2014 zijn Master aan het Amsterdams Conservatorium met een scriptie over Han Bennink. In zijn onderzoek gaat Jans niet alleen in op Benninks spel en techniek, maar ook op zijn visie op leven en kunst. Het optreden van Han Bennink samen met Oscar Jan Hoogland op het Moers Festival in juni 2014 wordt vastgelegd en deels uitgezonden door de WDR. Het is de tiende keer dat de drummer op het Duitse festival speelt; de eerste keer was in 1972 met Brötzmann. Bennink speelt samen met bassist Wilbert de Joode, saxofonist Tobias Delius en trompettist Axel Dörner mee op het album So Long, Eric! Homage To Eric Dolphy (2014) van pianisten Aki Takase en Alexander Von Schlippenbach.
2015 - 2016
Han Bennink neemt in april 2015 samen met de Zwitserse pianiste Irène Schweizer in Zwitserland het album Welcome Back op. Naast eigen composities bevat de cd ook werk van onder meer Johnny Dyani, Harry Barris en Thelonious Monk. De drummer is in juli 2015 ‘artist in residence’ op de veertigste editie van North Sea Jazz in Rotterdam. Hij speelt elke festivaldag een concert met muzikanten naar eigen keus. Hij doet twee trio’s, een met Peter Evans en Oscar Jan Hoogland en een met Joachim Badenhorst en Simon Toldam, en een concert met het ICP Orchestra plus Marc Ribot. Eind oktober doet de drummer samen met ICP optredens in Europa, onder meer in Amsterdam (Bimhuis), Brugge en Lausanne. In juli 2016 speelt Bennink drie keer in Berlijn met het Tobias Delius Quartet. Later in dezelfde maand staat hij samen met de Japanse pianiste Aki Takase en saxofonist Paul van Kemenade op North Sea Jazz.
2017
April 2017 staat zowel in het teken van de 75e verjaardag van de drummer als het 50-jarig jubileum van ICP. De viering vindt plaats in het Bimhuis. Han Bennink vormt samen met saxofonist Benjamin Herman, bassist Ruud Jacobs en pianist Peter Beets het Quartet-NL. Het kwartet treedt op in Nederland met composities van Misha Mengelberg (1935-2017). ICP Orchestra gaat in 2017 op tournee in Nederland, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Colombia, Litouwen, Noorwegen en Ierland. Museum Kranenburgh in Bergen viert de verjaardag van de drummer en kunstenaar met een vier maanden durende tentoonstelling in de vorm van een totaalkunstwerk dat muziek, ritme, ordening en kunst verenigt. ICP treedt op tijdens de opening van de tentoonstelling op 8 oktober 2017.
2018 - 2019
Han Bennink en het ICP Orchestra geven concerten in Nederland, Wenen (april) en de Sloveense plaats Cerkno (mei). In november doen ICP Orchestra en het ensemble Nieuw Amsterdams Peil enkele gezamenlijke concerten. Het orkest reist in december naar Glasgow, Londen en Utrecht en brengt in het Bimhuis een ode aan Sean Bergin. Han Bennink krijgt in Alkmaar de Victoriefonds Cultuurprijs Podiumkunsten 2018. Het eerste Europese optreden in 2019 van ICP Orchestra is op 13 april in het Italiaanse Brescia. ICP staat in mei en september met de Waterlandse Harmonie in het Bimhuis. Han Bennink doet in oktober 2019 een reeks optredens in Nederland met klarinettist Joris Roelofs. ICP reist in november opnieuw naar Italië en keert via het Portugese Guimaraes terug naar Nederland voor het vervolg van de tournee.
2020 - 2021
Concerten zijn schaars vanwege de coronacrisis. Meerdere optredens vinden plaats via livestreams. De cd Mij Een Biet! bevat een registratie van het duoconcert van Han Bennink en Guus Janssen in Beauforthuis, Austerlitz op 5 september 2020. Opnamen van een optreden met toetsenist Oscar Jan Hoogland, in het Bimhuis op 13 augustus 2020, belanden op de cd Goede Reis! (2020). Alle opnamen uit mei 1967 van de Nederlandse optredens van tenorsaxofonist Sonny Rollins, begeleid door Bennink en Ruud Jacobs, worden door het Nederlands Jazz Archief verzameld op de dubbel-cd Rollins In Holland (2020). Quartet-NL treedt op met bassist Ernst Glerum in plaats van Ruud Jacobs (1938-2019). Het kwartet maakt in juli 2021 deel uit van de line-up van het festival North Sea Jazz Downtown in Rotterdam, met gastbijdragen van Hans Dulfer en Ronald Snijders.
Bedankt
Deze pagina is mede mogelijk gemaakt met de bijdragen van De Waarheid, Egbert de Bloeme, Francesca Patella, Het Parool, Jaap van der Klomp, NRC Handelsblad, Noordhollands Dagblad, Pieter Boersma, Rob Sötemann & de Volkskrant.
...levende legende, Neerlands’ grootste jazz exportproduct… stukje jazzgeschiedenis waar je U tegen zegt en bovendien een retegoede drummer...!
Anton Goudsmit
gitarist